Kritisch denken over Onderwijs2032 – gesprek met Mark Weekenborg van platform Onderwijs2032 en beleidsadviseur PO-Raad

Frans van Haandel, Mark van der Veen

Inleiding

Begin 2016 bracht het platform Ons Onderwijs2032 onder leiding van Paul Schnabel hun eindadvies uit. Sindsdien is er veel discussie over de kwaliteit en het draagvlak[1] van het advies. Tot 1 november is er een verdiepingsfase. Die bestaat uit twee naast elkaar lopende trajecten: De Onderwijscoöperatie onderzoekt bij docenten de mening over het advies en hoe ze hun rol zien in de curriculumontwikkeling. Daarnaast gaat een regiegroep[2] in kaart brengen hoe haalbaar en toepasbaar onderdelen van het advies in de praktijk zijn en wat daar voor nodig is, gericht op verbinding en afstemming tussen de trajecten in de verdiepingsfase.
We missen een essentiële fase: kritisch denken in de beeldvormingsfase[3]. Omdat we dit ook misten in de adviesfase van Onderwijs2032 gaan we zelf op onderzoek uit. Kortgezegd is onze onderzoeksvraag: ‘Voor welk probleem is Onderwijs2032 de oplossing en waarom is Onderwijs2032 dan de juiste oplossing?’

De PO-raad is een van de partijen die zich in de discussie rond Onderwijs2032 mengt. Als voorstander van het advies geeft de PO-raad regelmatig aan veel enthousiasme en draagvlak te zien voor Onderwijs2032. Waar is dit draagvlak dan precies te vinden? En wat maakt de PO-raad zo enthousiast over het advies van het platform Onderwijs2032? Na deze vragen te hebben gesteld op social media kregen we een uitnodiging van de PO-Raad voor een toelichting.

Op 15 juni spraken we met Mark Weekenborg, beleidsadviseur/strategisch adviseur onderwijsinhoud en -opbrengsten van de PO-Raad. Tevens is hij voor 2 dagen per week gedetacheerd lid van het platform Ons Onderwijs2032. Wij spraken hem in zijn rol voor Ons Onderwijs2032.

Het ontstaan van Onderwijs2032

Weekenborg ging allereerst in op het ontstaan van Onderwijs2032. Van Onderwijs2032 wordt vaak gedacht dat het een idee is van Sander Dekker, de staatssecretaris van OCW. Dit beeld verdient volgens Weekenborg enige nuance. De overheid voerde namelijk langere tijd incidenteel gestuurde politiek op het gebied van onderwijs. Ontstond een vraagstuk in het onderwijs, dan kwam de overheid met beleid. Het gevolg was dat ook de PO-raad vaak moest meedenken over beleidsoplossingen. In 2013 werd Rinda den Besten voorzitter van de PO-raad en in de maanden daarna waren er vier incident gestuurde beleidsaanpassingen, bijvoorbeeld op het gebied van pesten. Zij vond dat dit niet de bedoeling kon zijn; het maakt het politieke onderwijsbeleid ongeloofwaardig als er steeds beleidsaanpassingen komen. Er kon beter gekeken worden naar het totale onderwijsaanbod: voldoet het huidige onderwijs nog aan de maatstaven van deze tijd?

De dialoog die het platform Onderwijs2032 daarna voerde met allerlei instellingen, leerlingen, ouders, schoolleiders en leraren is inmiddels bekend. Deze dialoog leverde enorm veel input op die werd samengevat in een voorlopig advies. Vervolgens konden alle betrokkenen van het dialoog nogmaals kijken of het platform tot de juiste consensus was gekomen. Dat leidde begin 2016 tot het definitieve eindadvies. Dit eindadvies kent volgens Weekenborg  juist dankzij dit proces een groot draagvlak.

Draagvlak? Welk draagvlak?

Waar ziet de PO-raad dan precies het veronderstelde draagvlak? Weekenborg vertelde dat verschillende bijeenkomsten hebben plaatsgevonden met leden van de PO-raad. Werkelijk alle leden waren enthousiast en riepen op om het eindadvies door te zetten. Dit klinkt inderdaad als draagvlak. Maar het feit dat leden van de PO-raad schoolbesturen en werkgevers in het onderwijs zijn, geeft toch een andere kijk op de situatie. Het is namelijk een eenzijdig draagvlak van zij die het onderwijs niet zelf uitvoeren.

Weekenborg merkte op dat de rol van de leerkracht inderdaad beperkt was. Alle 250.000 leraren betrekken is voor alleen een verkennende dialoog wel een hele grote operatie. Daarbij willen leraren zich ook liever bezig houden met het werk van alledag, aldus Weekenborg. Hij gaf aan dat er wel zo’n 10.000 leraren uit het PO en VO betrokken waren bij de dialoog.

We vroegen ons af waar dat aantal op gebaseerd is: De infographic[4] van het platform Onderwijs2032 benoemt namelijk veel minder leerkrachten. Deze infographic is door het platform gepubliceerd na een peiling in de zomer van 2015, waarbij leraren konden reageren op stellingen over Onderwijs2032. De antwoorden op de open vragen zijn nooit door het platform gepubliceerd. Dit terwijl wij van mening zijn dat de infographic een eenzijdig pro-Onderwijs2032 beeld schetst. De open antwoorden uit de enquête roepen toch een meer genuanceerd beeld op. Wij hebben daarom de antwoorden van de open vragen zelf gepubliceerd op http://tinyurl.com/OpmerkingenPeiling.

infographic

Volgens Weekenborg komt de leerkracht uitgebreid aan zet tijdens de ontwerpfase. Hij benadrukte nogmaals dat het eindadvies geen blauwdruk is, maar slechts een vertrekpunt. Wat ons betreft is het een gevaarlijke constatering om een fundamentele onderwijsvernieuwing te baseren op een draagvlak van sectorraden en een onvindbare [5] groep van 10.000 leraren. De commissie Dijsselbloem constateerde al dat elke onderwijsvernieuwing zonder groot draagvlak onder leraren gedoemd is te mislukken. Voor ons blijft dus nog steeds de vraag waar we het noodzakelijke grote draagvlak onder leraren kunnen vinden.

De wetenschappelijke onderbouwing

Al meerdere keren is kritiek geuit op de wetenschappelijke onderbouwing[6] van Onderwijs2032. Natuurlijk kwamen ook wij hierop terug tijdens het gesprek. We kregen wederom dezelfde antwoorden die eerder hoorbaar waren: het rapport moest een leesbaar rapport blijven, daarom is die onderbouwing daarin weggelaten. Op de site van Onderwijs2032 is wel een lijst terug te vinden met geraadpleegde literatuur. Veel wetenschappelijke onderbouwing komt de leesbaarheid niet ten goede, aldus Weekenborg.

Wat ons betreft verstomt dit de kritiek absoluut niet, maar wordt deze alleen maar bevestigd. Het is een must dat stellingnames en keuzes vanuit de wetenschap worden bevestigd en verantwoord. Een mening verkondigen op onderbuikgevoel is ondenkbaar. Toch lijkt dat in het rapport van het eindadvies te gebeuren. Een literatuurlijst op een website kan nooit als verantwoording dienen. Tot in hoeverre iedere bron is meegenomen in het eindadvies valt niet te achterhalen. Tot slot zetten we ook vraagtekens bij de constatering van Weekenborg dat een rapport onleesbaar wordt als deze wetenschappelijk wordt verantwoord. Bijvoorbeeld de boeken: ‘Jongens zijn beter dan meisjes’ van Casper Hulshof en Pedro de Bruyckere en ‘Leren zichtbaar maken’ van John Hattie zijn boeken met een groot wetenschappelijk gehalte. Prima leesbaar ook.

Het antwoord van Onderwijs2032

Onderwijs2032 ondervangt verschillende problemen, aldus Weekenborg. Ten eerste benoemt hij de digitale geletterdheid. Digitale geletterdheid gaat onder meer over basiskennis van ICT. Daarmee moet worden voorkomen dat kinderen digibeet worden. Weekenborg geeft aan dat vijf procent van de jongeren onder de 20 jaar digibeet is. Nog een getal dat uit de lucht lijkt te vallen [5]. Ten tweede benoemt Weekenborg de rol van burgerschap. We hebben momenteel te maken met veel maatschappelijke problemen die er om vragen dat leerkrachten de normen en waarden van onze democratie doorgeven. Directies geven aan dat steeds meer leraren met de handen in het haar zitten wanneer bijvoorbeeld cultuurbotsingen plaatsvinden: leraren zijn te weinig handelingsbekwaam op dit gebied.

Wij vragen ons af hoe Onderwijs2032 hiervoor een oplossing kan zijn. Is burgerschap niet eerder een houding die zich vormt uit hoe anderen het voorleven en zich ontwikkelt naarmate de leeftijd vordert? Is dit dus niet eerder een probleem dat zich afspeelt op een ander niveau dan het curriculum? En hoe ondervang je dit precies met een curriculum? Weekenborg geeft aan dat het belangrijk is dat juist leerkrachten hier invulling aan geven tijdens de ontwerpfase.

Tot slot stelden we de samenvattende vraag der vragen: voor welk probleem is Onderwijs2032 het antwoord? Weekenborg noemt de versnippering van het onderwijs. Er zijn veel meningen en discussies gaande rond scholen. Deze ‘gekte’ moet worden gekanaliseerd. Ook moet het onderwijs toekomstbestendiger worden. We moeten problemen voorkomen en niet achteraf de vraag stellen waarom we niet eerder aan de bel hebben getrokken voor oplossingen. Natuurlijk gaat dit nog een tijd duren, aldus Weekenborg. In Schotland heeft een vergelijkbaar proces zeker acht jaar geduurd voordat het effectief was.

Na ons gesprek waren we benieuwd wat Schotland als voorbeeldland voor Onderwijs2032 had opgebracht. Op dezelfde dag als ons bezoek aan de PO-raad werd het Schotse nieuws beheerst door de mislukte onderwijshervorming daar. Een krantenkop: “Scottish education ‘no longer world class’, says Keir Bloomer[7]. De conclusie van deze berichten: de onderwijsvernieuwingen van de laatste tijd hebben het niveau van het onderwijs in Schotland doen dalen. Keir Bloomer was zelfs een van de leden van de groep die de grote curriculumvernieuwing vorm gaf. Soms vraag je jezelf af of toeval wel bestaat.

Conclusie

We hebben bij Mark Weekenborg van de PO-raad niet de heldere antwoorden gevonden die ons overtuigen van de waarde van Onderwijs2032. Ook hebben we het vermeende draagvlak op de werkvloer niet gevonden en is de stelling dat Onderwijs 2032 nodig is tegen de versnippering van het onderwijs discutabel. Want wat is precies versnippering? En is dit een probleem? Is dit een groter probleem dan actuele problemen als functioneel analfabetisme[8] of de groeiende kansenongelijkheid[9]? Het mag duidelijk zijn: we gingen met meer vragen naar huis dan we kwamen. Het gemak waarmee niet duidelijk onderbouwde visies en idealen worden vastgelegd in het eindadvies van Schnabel is een pijnlijke constatering die we helaas niet mogen negeren. De toepassing van wetenschappelijke inzichten is onderbelicht. De hoop dat het eindadvies Onderwijs2032 om meer gaat dan een verzameling idealen uit het progressivisme is niet bevestigd, noch is het duidelijk voor welk probleem het een antwoord biedt.

Stel, het eindadvies krijgt daadwerkelijk handen en voeten. Zal de discussie rondom het onderwijs dan daadwerkelijk afnemen, zoals gesteld door Weekenborg? Het is wederom een conclusie waar geen onderbouwing aan ten grondslag ligt. Daarbij, waarom zouden we dat eigenlijk willen? Discussie is juist waardevol, mits goed gevoerd. Laten we niet zomaar strooien met idealen. Laat ons een Schots scenario liever voorkomen.

Over de auteurs

Frans van Haandel, @FransvHaandel op twitter, heeft Informatica gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht en was daarna zelfstandig ICT-ondernemer. 12 jaar geleden haalde hij zijn 1e graads bevoegdheid als docent wiskunde. Sindsdien is hij deeltijd docent wiskunde in de bovenbouw havo/vwo en deeltijd ICT-ondernemer.

Mark van der Veen, @markonderwijzer op twitter, heeft aan de pabo gestudeerd en is sinds 12 jaar voltijd groepsleerkracht in de bovenbouw van het basisonderwijs. Hij is daarnaast bezig met zijn afstudeerscriptie over het lerarenregister binnen de masteropleiding Onderwijswetenschappen aan de Open Universiteit.

Voetnoten

[1] Zie bijvoorbeeld het draagvlakonderzoek http://tinyurl.com/draagvlak2032

[2] De regiegroep bestaat uit de PO-Raad, de VO-Raad, de Algemene Vereniging van Schoolleiders, het LAKS, Ouders & Onderwijs en de Onderwijscoöperatie.

[3] De belangrijkste fase bij besluitvorming, zoals in het beeldvorming-oordeelvorming-besluit model van Robert Bales en Fred Strodtbeck , zie bijvoorbeeld www.atim.eu/upload/pdf/BOB-model.pdf  voor een schematisch overzicht.

[4] De infographic  stond op http://onsonderwijs2032.nl/onderwijs2032-tien-punten/#raadpleging. De link naar de infographic is in mei 2016 van de site verwijderd.

[5] Onze vraag naar een ondersteunende bron voor
– het aantal van 10.000 betrokken leraren
–  vijf procent van de jongeren is digibeet
Was een moeilijke vraag. We stelde de vraag direct na het gesprek vooraf aan publicatie van deze blog ook nog schriftelijk maar ontvingen geen antwoord. Na een paar keer aandringen kregen we antwoord.
Zie de reactie hieronder opgenomen op 24 juli om 19:40 uur.

[6] Zie bijvoorbeeld de artikelen op https://onderwijs2032sciencecheck.wordpress.com/

[7] https://www.thecourier.co.uk/fp/news/politics/scottish-politics/190354/scottish-education-no-longer-world-class-says-keir-bloomer/

[8] Functioneel analfabetisme betekent zo laaggeletterd dat het praktisch functioneren in de maatschappij belemmert. In Nederland zijn 1,3 miljoen mensen functioneel analfabeet. Zie http://www.hr-kiosk.nl/hoofdstuk/arbeid/analfabetisme-en-laaggeletterdheid

[9] Zie bijvoorbeeld http://stukroodvlees.nl/ongelijkheid-niet-opgelost-met-eerherstel-eindtoets/


13 reacties op ‘Kritisch denken over Onderwijs2032 – gesprek met Mark Weekenborg van platform Onderwijs2032 en beleidsadviseur PO-Raad

  1. Is ook uitgezocht onder welke groepen die enquetes zijn gehouden? Dat daar iets grondig mis mee is blijkt wel dat na kritische vragen de infographic schielijk uit de site van Onderwijs2032 uit het zicht is verloren. Als je op “draagvlak” tikt, zie je dat de verwijzing doorgekruist is.

    Like

  2. Per email ontvingen we toch een antwoord van Mark Weekenborg over de vragen naar bronnen bij wat hij vertelde. In zijn antwoord noemt hij Daan Brinkman die bij het gesprek was als communicatieadviseur van de PO-Raad.

    Onze vragen waren:
    1. Je noemde dat er met 10.000 (van de 250.000) leraren in PO/VO gesproken is in de brede dialoog.
    2. Je noemde 5% digitale ongeletterdheid bij de jongeren.
    Waar kunnen we dat vinden?

    Onderwerp: bronnen
    Datum: Thu, 21 Jul 2016 12:21:36 +0000
    Van: Weekenborg, Mark
    Aan: ‘fransvh@zonnet.nl’
    CC: ‘d.brinkman@popraad.nl’

    Dag Frans,

    Daan vroeg mij jouw vragen over bronnen te beantwoorden. Bij deze.

    In de dialoogfase zijn veel mensen in het onderwijs en daarbuiten bereikt. P18 en p19 van het advies geeft aantallen, ook van aantallen deelnemers aan bijeenkomsten en bezoekers van de site en online bijdragen.
    infographic van dialoog naar advies
    Er is geen precieze registratie van de functie van waaruit is deelgenomen. Mijn collega’s en ik zijn bij een groot aantal bijeenkomsten geweest, en hebben daardoor wel een beeld van de deelnemers. Hierop heb ik mijn inschatting gebaseerd.

    Volgens mij heb ik gesproken over laaggeletterdheid. Mijn bron is Laaggeletterdheid in Kaart, Buisman en Houtkoop, uitgave van Stichting Lezen en Schrijven, april 2014. Daarin wordt PIAAC aangehaald: 1.3 mln. Nederlanders tussen 15 en 65 jaar kunnen niet goede lezen en schrijven. Dat is grofweg 10 % van de bevolking. Dat zijn allemaal mensen die funderend onderwijs hebben genoten. Dat getal moet je – wil je het op de schoolgaande jeugd projecteren – wel corrigeren: pas gedurende hun schoolloopbaan zullen ze (al dan niet) de referentieniveaus (1F,1S, 2F, 2S etc.) eigen maken. Er vanuit gaand dat een 15 jarige vandaag het beter doet dan de 15 jarige van 50 jaar geleden (de 65-tiger van nu) ga ik even voor het gemak uit van halvering van het percentage, 5 %.

    In het gesprek heb ik een poging gedaan een indicatie van de orde van grootte te geven.

    Met vriendelijke groet,
    Mark Weekenborg

    Like

  3. Beste Mark,

    Dank voor je antwoord ten aanzien van de bronnen.

    We hadden ons iets meer voorgesteld van de door jouw genoemde betrokkenheid van 10.000 leraren. Je geeft nu een verwijzing naar aanwezigen bij 150 bijeenkomsten waar totaal 9.069 aanwezigen waren. Daarvan waren ongetwijfeld een deel leraren, maar hun inbreng was volgens ons beperkt.
    Bij ons gesprek gaven we je al een print van de opmerkingen van de 789 leraren die deelnamen aan de peiling over Onderwijs2032 van de OnderwijsCoöperatie van zomer 2015. Zie onze blog hierboven.
    Aanvullend willen we graag, via jou, het Platform Onderwijs2032 ook vragen eens goed te kijken naar het rapport over het Onderwijs2032-draagvlakonderzoek via http://www.tinyurl.com/draagvlak2032.
    Honderden leraren geven daar tientallen pagina’s feedback.
    Wij zoeken verder naar het antwoord op onze vraag waar dat draagvlak op de werkvloer is. Alleen waaghalzen begeven zich op flinterdun ijs.

    Het ging je niet om digitale geletterdheid maar om laaggeletterdheid toen we de Onderwijs2032 ‘essentiële kenmerken van toekomstgericht onderwijs’ bespraken. We verbaasden ons tijdens het gesprek al over je focus op de digitale vaardigheden en vertelden je dat we ons juist zorgen maken over het functioneel analfabetisme en de kansongelijkheid. Gelukkig delen we toch dezelfde zorg, want laaggeletterdheid en functioneel analfabetisme zijn synoniemen.
    We zien alleen niet hoe Onderwijs2032 dat oplost met de ‘essentiële kenmerken van toekomstgericht onderwijs’ (pagina 20-24 adviesrapport):
    1. De leerling ontwikkelt kennis en vaardigheden door creativiteit en nieuwsgierigheid in te zetten
    2. De leerling vormt zijn persoonlijkheid
    3. De leerling leert omgaan met vrijheid en verantwoordelijkheid en over grenzen heen te kijken
    4. De leerling leert de kansen van de digitale wereld te benutten.

    We horen daarom nog graag hoe Onderwijs2032 vanuit de laaggeletterdheid komt tot juist deze kenmerken van het onderwijs voor de toekomst.

    Like

  4. Het is prettig dat we, via het gesprek in juni en deze blog, opbouwend in gesprek zijn gekomen met het platform Onderwijs2032 en de regiegroep. We waarderen het dat Mark Weekenborg het kritische gesprek met ons is aangegaan.
    Midden augustus hebben we een afspraak met met Annet Kil en Bert Groenewoud van de Onderwijscoöperatie om ook met hen van gedachte te wisselen over Onderwijs2032. Eind augustus gaan we ongetwijfeld ook de dialoog met de regiegroep vervolgen.

    Met onderstaande reactie van Mark Weekenborg van Onderwijs2032 gaan wij gedurende 3 weken ons zomerreces in. Reacties blijven welkom, ook tijdens ons reces!

    Mark van der Veen & Frans van Haandel, Onderwijzerblog.

    Onderwerp: RE: bronnen
    Datum: Thu, 28 Jul 2016 09:24:41 +0000
    Van: Weekenborg, Mark ‹m.weekenborg@onderwijs2032.nl›
    Aan: Frans van Haandel ‹fransvh@zonnet.nl›
    CC: Brummelman, Ingrid ‹i.brummelman@onderwijs2032.nl›, Thijs, Annette ‹a.thijs@onderwijs2032.nl›, Berendrecht, Jolanda ‹j.berendrecht@onderwijs2032.nl›

    Beste Frans,

    We kunnen denk ik nog lang in de achteruitkijkspiegel blijven kijken bij het interpreteren van het bereik dat de dialoogfase van Onderwijs2032 bij alle onderwijsbetrokkenen en leraren in het bijzonder heeft gehad (tellen we nu alleen de fysieke ontmoetingen bij de 150 bijeenkomsten, of ook alle andere contacten, ect.). Met elkaar zijn we het eens dat betrokkenheid van leraren (maar ook schoolleiders, bestuurders, leerlingen en ouders) bij het gesprek over en bepalen van de toerusting die komende generaties zouden moeten gunnen cruciaal is. Dus inderdaad: geen capriolen op te dun ijs.

    Zoals bekend is er politiek groen licht om juist draagvlakverbreding en verdieping: check op haalbaarheid van het advies, ook aan de hand van praktijkervaringen: er gebeurt in het onderwijs veel op thema’s als doorlopende leerlijnen, aanbrengen van samenhang in het aanbod, maken van afwegingen ten aanzien kern en keuze en realiseren/behouden/vergroten van ruimte voor zowel leerlingen als schoolteams. Levert dat inzichten in mogelijkheden, varianten en ook onmogelijkheden op. Daar wordt onder leiding van de brede regiegroep en door de OC de komende maanden uitvoering aan gegeven. Het lijkt mij zaak de deelname aan die verbredings- en verdiepingsslag van alle kanten te bevorderen (hou de websites van onderwijs2032 en van alle betrokken organisaties in de gaten!).

    Laaggeletterdheid, functioneel analfabetisme, is een zorgpunt dat we delen. Ik voegde hieraan toe dat we alert moeten zijn dat bij bepaalde groepen sprake is van (risico op) digitale ongeletterdheid. In het advies Onderwijs2032 is tot uitdrukking gebracht dat dat beheersing van instrumentele vaardigheden taal, rekenen/wiskunde en digitale vaardigheden niet alleen tot de kern van de onderwijsopdracht moeten worden gerekend, maar ook voorwaardelijk zijn voor het ontsluiten van de andere kennis- en vaardigheidsdomeinen. Ik wil je wijzen op de diagram waarin de domeinen in een cirkel en in hun samenhang zijn gerepresenteerd, en waarbij met opzet taal, rekenen/wiskunde en digitale geletterdheid basisposities (als fundament) hebben gekregen.

    De cijfers van Stichting Lezen en Schrijven geven te denken over laaggeletterdheid. Zoals ik schreef geven deze cijfers niet meteen inzicht in de actuele opbrengst van het onderwijs van nu. Wat we daarvan weten is dat de ambitie die bij introductie van de referentieniveaus taal (85 % in 2015; commissie Meijerink) is geformuleerd door het primair onderwijs inmiddels ruimschoots wordt gehaald: ruim 90 % van de leerlingen verlaat het basisonderwijs met beheersing taal op niveau 1 (en is een compliment aan alle leraren in het basisonderwijs!). Bron: Staat van het Onderwijs: uitkomsten centrale eindtoets 2015. De vraag is natuurlijk: wanneer hebben we de grens van de leerbaarheid bereikt? Zet de verwachtingen in ieder geval niet te laag. Dat geldt zeker voor de verwachtingen ten aanzien van de hogere niveaus (2F/1S): er zijn aanzienlijke verschillen tussen scholen, niet alleen te verklaren uit de samenstelling van de leerlingenpopulatie: er valt hier nog veel van elkaar te leren.

    Met vriendelijke groet,
    Mark Weekenborg

    Like

Plaats een reactie